Digitaal rijden staat tegenover het analoge rijden. Analoog rijden kent iedereen. Je sluit een transformator aan op de rails, zet de locomotief erop en rijden maar. Met een draaiknop op de transformator regel je de snelheid. Zodra je met meerdere locomotieven wilt gaan rijden moet je dus iets doen... Hier zijn ook in de analoge techniek wel mogelijkheden, maar de echte oplossing voor dit probleem is digitaal rijden.
- Details
- Geschreven door Henk Edel
- Hits: 3390
Wat is digitaal rijden ?
Bij digitaal rijden staat er altijd de volledige spanning (in ons geval ca. 20V) op de rails. In de locomotieven zijn decoders ingebouwd, elk met een eigen adres. Via een digitale eenheid worden er nu elektronische opdrachten over de rails gestuurd.
Bijvoorbeeld gericht decoderadres 02: Ga rijden met snelheid 01. Dit is bijvoorbeeld in schaalverhouding 10 km per uur. Alleen die locomotief met het decoderadres 02 vangt deze opdracht op en begint langzaam te rijden. Er stond immers al 20V spanning op de baan. De decoder weet dat hij van de 20V maar een bepaalde stroomsterkte nodig heeft om snelheid 01 te bereiken. Daarna kan de digitale eenheid een opdracht geven aan de locomotief met decoderadres 04, die al reed, om bijvoorbeeld te stoppen.
Bijkomstige voordelen van digitaal rijden is dat je in de decoder rijeigenschappen kunt opslaan. Zo zal de locomotief, die opdracht krijgt om met snelheid 01 te gaan rijden van zichzelf meer stroom opnemen als er veel wagonnetjes achter hangen, of als de trein een helling op moet, maar zal de locomotief ook minder stroom opnemen als er een helling wordt afgereden. Bij analoog rijden zou je dit normaliter met de hand moeten bijregelen. Bij een bedrijf met meerdere locomotieven is dit eigenlijk niet meer te doen.
Naast het voordeel van de rijeigenschappen is er een automatische blokbeveiliging. Het volledige spoor is steeds opgedeeld in navolgende blokken. Als de trein naar een volgend blok moet, wordt eerst gecontroleerd of er op het volgende blok niets staat. Zo niet wordt dit blok gereserveerd en kan de trein gaan rijden. Als de laatste wagon het eerste blok heeft verlaten, wordt dat blok pas weer vrijgegeven. Op die manier worden botsingen voorkomen. Bloksystemen bestaan bij analoog rijden ook in de vorm van relaisschakelingen, maar bloksysteem-beveiliging leent zich in combinatie met bezetmelders uitstekend voor digitale aansturing. Nu worden alle digitale opdrachten en controles overgenomen door een computer programma (software) , die via de COM-poort op een extra interface (hardware) is aangesloten, die uiteindelijk op de baan is aangesloten.
Natuurlijk zijn er nog veel meer voordelen en toepassingen. Wij gebruiken voor de computer aansturing het programma iTrain van Berros/Xander Berkhout. Hieronder zie je het digitale schema, dat met iTrain is gemaakt:
- Details
- Geschreven door Henk Edel
- Hits: 3589
Algemeen:
Voordat de tafel dichtging is de elektrische installatie met ringleidingen aangelegd.
De meterkast bestaat uit 8 transformators.
Code | Vermogen | Doel | Aanvulling |
T1 | 150W | Rijspanning H0 baan | Power7 booster module |
T2 | 52W | Wissels | Powermodule |
T3 | 150W | Voeding voor de Seinen | |
T4 | 52W | Rijspanning H0e baan en voeding IntelliBox | |
V1 | 52W | Verlichtingsgroep1 | |
V2 | 52W | Verlichtingsgroep2 | |
V3 | 52W | Verlichtingsgroep3 | |
V4 | 52W | Verlichtingsgroep4 |
De Meterkast:
In de “meterkast”, een groot schot, opgehangen/ bevestigd aan twee tafelpoten, in de naaste omgeving van de computer, zijn de volgende onderdelen opgenomen:
Vier verlichtingstransformatoren - Temsi 202 – (4 x 52 VA)
- Voor de aparte voeding van de 4 verlichtingsgroepen. De nulpolen van deze vier trafo’s zijn met elkaar verbonden. Hierbij is het van belang dat de trafo’s juist zijn gepolariseerd. Wanneer de uitgangsspanning 16 volt is, zal er tussen de twee pluspolen bij een juiste polarisatie en doorverbonden nulpolen geen spanning meer zijn. Tussen +16V en +16V zit immers geen spanningsverschil. Bij een verkeerde polarisatie is er een spanningsverschil van 32 volt. Wanneer de 220V stekker van één van beide trafo’s wordt omgedraaid, is dit probleem verholpen. Deze procedure wordt per trafo herhaald. De juiste stand van de vier 220V stekkers van de trafo’s zijn op de stekkerdoos gemarkeerd.
Twee Baanspanning transformatoren – Viessmann 5201 (150 VA):
- De eerste verzorgt de spanning die nodig is voor aansturing van:
De Uhlenbrock booster Power7. Deze krachtbron (7 ampere) zal voldoende zijn voor de baanspanning voor het aansturen van de tegelijkrijdende locomotieven op het HO gedeelte plus voor de binnenverlichting van de rijtuigen. - De tweede verzorgt de spanning die nodig is voor het seinen circuit. In elk van de 56 seinen zitten weliswaar 3 leds, die weinig stroom verbruiken, echter ze worden onafhankelijk geschakeld via 14 schakeldecoders DR4018 van Digirails. Elke led heeft een eigen weerstand om op 20V te kunnen branden. Per led plus weerstand heb je in de praktijk toch 1 VA nodig.
Twee Wisselaansturing transformatoren – Viessmann 5200 (52 VA):
- Omdat Fleischmann magneetartikelen wel 2A stroom kunnen trekken is het beter om deze spanning te leveren via een aparte trafo. Daarmee worden spanningsvallen op de baanspanning (schokkend rijgedrag) voorkomen. iTrain zorgt er voor dat de magneetartikelen, ook meerdere wissels in één wisselstraat, altijd na elkaar (per stuk) worden aangestuurd. Een trafo met het vermogen van 52VA samen met de Viessmann 5215 Powermodule is daarom voldoende, ook bij een grote baan. Deze powermodule zorgt voor een pulsversterking bij de korte piekbelastingen.
- Een tweede Wisselaansturing transformator is nodig voor aansturing van primair de Uhlenbrock Intellibox. De Intellibox stuurt via een loconet-kabel de Power7 booster aan maar levert zelf ook stroom (3,5 Ampere) voor de baanspanning voor het aansturen van de tegelijkrijdende locomotieven op het HOe bergspoor-gedeelte plus voor de binnenverlichting van de rijtuigen
Ringleidingen:
- Ring1 en 2 (aders 1 en 2):
Voeding BaanBezet H0 - Ring3 en 4 (aders 1 en 2):
Voedng BaanBezet H0e - Ring1 en 3 (aders 3 en 4):
Aansturing Wissels (11 modules) - Ring2 en 4 (aders 3 en 4):
Aansturing Seinen (14 modules) - Ring 5:
UTP kabel met 14 modules - Ring6 (nog niet aangelegd):
4 aders voor 4 verlichtingcircuits.
Video-circuit:
Schematisch ziet dit er als volgt uit (klik op de tekening om uit te vergroten) :
- Details
- Geschreven door Henk Edel
- Hits: 8574
Het principe:
Het volledige spoor wordt opgedeeld in navolgende blokken. De blokken zijn elektrisch van elkaar geïsoleerd. Bij digitale aansturing staat ieder blok toch altijd onder spanning, maar weet de computer via decoders, per blok of er een locomotief of een (verloren) wagon op staat. Als de trein naar een volgend blok moet, wordt eerst gecontroleerd of het volgende blok vrij is. Zo ja, wordt dit volgende blok gereserveerd en kan de trein gaan rijden. Als de laatste wagon het oorspronkelijke blok heeft verlaten, wordt dat blok pas weer vrijgegeven. Op die manier worden botsingen voorkomen.
De uitvoering:
Allereerst moet er een goede blokindeling worden gemaakt. Deze wordt min of meer afgedwongen wanneer je het sporenplan overneemt in iTrain. Als het volledige baanontwerp in iTrain is opgenomen kun je op je beeldscherm al met meerdere treinen rijden en constateren of er geen conflicten op treden. Als alles goed is ingevuld zullen de diverse treinen die over de zelfde trajecten moeten rijden netjes op elkaar wachten.
Deze blokindeling wordt overgenomen door enkelpolige railisolaties aan te brengen. Standaard kun je hiervoor de plastic railschoentjes gebruiken.
Nu komen de aan elke rail-las gesoldeerde draden goed van pas. Alle draden uit eenzelfde blok worden onder tafel met elkaar verbonden. Alle pluspolen worden aangesloten op de decoders, die in verbinding staan met de Central Unit bij de computer. Alle minpolen van alle blokken worden met elkaar verbonden en aangesloten op de NUL van de centrale trafo.
- Details
- Geschreven door Henk Edel
- Hits: 6341
Deze pagina geeft informatie puur voor eigen gebruik
- Details
- Geschreven door Henk Edel
- Hits: 5202